Het register is te vinden op de website van UWV.
De NOW is zo opgezet dat werkgevers eerst een voorschot ontvangen gebaseerd op de loonsom en een geschat omzetverlies. In de voorschotperiodes was alles erop gericht werkgevers die getroffen werden door de coronacrisis zo snel mogelijk een voorschot te kunnen betalen, zodat ze salarissen konden doorbetalen en werkgelegenheid behouden bleef, het belangrijkste doel van de regeling.
De NOW wordt betaald met publiek geld. Daarom is het van belang om vast te stellen op welke tegemoetkoming een werkgever uiteindelijk recht heeft. Dat kan pas wanneer het daadwerkelijke omzetverlies in de bewuste periode bekend is en de loonsom. Deze berekening gebeurt dus achteraf, werkgevers dienen daarvoor zelf een aanvraag in te dienen.
Voor de eerste periode NOW konden werkgevers de definitieve berekening aanvragen vanaf 7 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2021. De berekening en vaststelling van de tegemoetkoming is een complex en langdurig proces. Dat geldt voor werkgevers, die informatie over de omzet moeten aanleveren, in veel gevallen vergezeld van een derden- of accountantsverklaring. Maar dat geldt ook voor UWV dat de definitieve bedragen moet vaststellen en daarbij samenwerkt met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het ministerie doet controles op de opgegeven omzetverliespercentages en (indien van toepassing) op de verklaringen. Voor de eerste periode NOW is dat proces nu grotendeels afgerond, wat maakt dat het register nu gepubliceerd kan worden.
Het is belangrijk om te benadrukken dat het verschil tussen voorschot en definitieve tegemoetkoming in het register niets te maken heeft met misbruik. Het voorschot is gebaseerd op een schatting van het omzetverlies. De kans dat het omzetverlies uiteindelijk exact hetzelfde is, is klein. Bovendien was er bij begin van de pandemie veel onzekerheid bij werkgevers. Veel werkgevers hebben daarom een hoog omzetverlies opgegeven, dat uiteindelijk (gelukkig) lager is uitgevallen. Ook kan er sprake zijn van een gedaalde loonsom. Een lager omzetverlies of een gedaalde loonsom kan leiden tot een terugvordering. Werkgevers bij wie het daadwerkelijke omzetverlies min of meer gelijk was aan de schatting en ook de loonsom gelijk is gebleven, zullen juist een nabetaling ontvangen, omdat het voorschot 80 procent van de berekende tegemoetkoming was. Dat een deel van de werkgevers een terugvordering krijgt en een ander (kleiner) deel een nabetaling is dus inherent aan hoe de NOW-regeling in elkaar zit.
In de eerste periode NOW werd in totaal aan ruim 139.500 werkgevers een voorschot toegekend, in totaal zo’n 7.9 miljardeuro . Een klein deel van de werkgevers heeft de aanvraag weer ingetrokken en het voorschot terugbetaald voor de vaststellingsperiode. Zij staan niet (meer) in het register. Van de overige ruim 136.000 werkgevers is van ruim 92 procent (125.000 werkgevers) nu ook de definitieve tegemoetkoming voor de eerste periode NOW bekend en gepubliceerd. Voor zo’n 11.000 werkgevers (8 procent) geldt dat nog niet en ontbreekt dit bedrag dus nog in het register. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat de beschikking eind mei nog niet verstuurd was of er bijzondere omstandigheden voor uitstel waren.
Voor sommige werkgevers in de zorg geldt dat ze tot dit jaar moesten wachten op de definitieve vaststelling van de continuïteitsbijdrage. Die is weer van invloed op de vaststelling van de NOW. Daarom hebben zij uitstel gekregen en kan UWV deze nu pas gaan vaststellen.
Van alle vaststellingen die nu in het register staan, leidt zo’n 29 procent tot een nabetaling door UWV. Deze bijna 36.000 werkgevers ontvangen in totaal nog een bedrag van ruim 455 miljoen euro. Voor 90.000 werkgevers (71 procent) geldt dat zij een terugvordering krijgen. In totaal gaat dit om een bedrag van 2,3 miljard euro. Werkgevers die (een deel van) het voorschot moeten terugbetalen kunnen een ruime betalingsregeling treffen.
Voor 26 procent van de werkgevers van de werkgevers komt de definitieve tegemoetkoming voor de eerste periode NOW uit op nul euro. Deze ruim 32.000 werkgevers dienen dus het volledige voorschot terug te betalen. Dat kan verschillende oorzaken hebben. In de meeste gevallen gaat het om werkgevers die uiteindelijk minder dan 20 procent omzetverlies hebben gemaakt, de ondergrens om in aanmerking te komen voor NOW. Bij de start van de regeling, aan het begin van de coronapandemie, schatten deze werkgevers hun omzetverlies hoger in en ontvingen ze op basis daarvan een voorschot. Dat moeten ze nu dus terugbetalen.
Er zijn ook werkgevers die wel recht hadden op NOW in deze periode, maar daar toch van afzien, om uiteenlopende redenen. Ook bij hen is het subsidiebedrag, op eigen verzoek dus, vastgesteld op nul euro.
Een relatief kleine groep heeft, ondanks herhaalde herinneringen door UWV, geen vaststelling aangevraagd en dus geen daadwerkelijk omzetverlies doorgegeven. UWV kan dan geen definitieve tegemoetkoming vaststellen. Ook dat leidt tot een zogenoemde nihilstelling waardoor ook deze werkgevers het volledige voorschot moeten terugbetalen.
Ook voor een aantal bedrijven in de openbaar vervoersector geldt dat hun definitieve tegemoetkoming nul euro is en ze het volledige voorschot moeten terugbetalen. Dit heeft als oorzaak dat voor deze bedrijven uiteindelijk een andere maatregel in het leven is geroepen, de beschikbaarheidsvergoeding. Die stelde als voorwaarde dat niet tegelijkertijd een beroep gedaan kon worden op de NOW.
Ook voor de andere NOW-periodes worden later deze registers bekendgemaakt. UWV is nog geruime tijd bezig met de vaststellingen. UWV geeft verder geen nadere informatie over individuele werkgevers.