De NOW is zo opgezet dat werkgevers eerst een voorschot ontvangen gebaseerd op de loonsom en een geschat omzetverlies. In de voorschotperiodes was alles erop gericht werkgevers die getroffen werden door de coronacrisis zo snel mogelijk een voorschot te kunnen betalen, zodat ze salarissen konden doorbetalen en werkgelegenheid behouden bleef, het belangrijkste doel van de regeling.
De NOW wordt betaald met publiek geld. Daarom is het van belang om vast te stellen op welke tegemoetkoming een werkgever uiteindelijk recht heeft. Dat kan pas wanneer het daadwerkelijke omzetverlies in de bewuste periode bekend is en de loonsom. Deze berekening gebeurt dus achteraf, werkgevers dienen daarvoor zelf een aanvraag in te dienen.
Voor de tweede periode NOW konden werkgevers de definitieve berekening aanvragen vanaf 15 maart 2021 tot en met 31 maart 2022. De berekening en vaststelling van de tegemoetkoming is een complex en langdurig proces. Dat geldt voor werkgevers, die informatie over de omzet moeten aanleveren, in veel gevallen vergezeld van een derden- of accountantsverklaring. Maar dat geldt ook voor UWV dat de definitieve bedragen moet vaststellen en daarbij samenwerkt met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het ministerie doet controles op de opgegeven omzetverliespercentages en (indien van toepassing) op de verklaringen. Voor de tweede periode NOW is dat proces nu grotendeels afgerond, wat maakt dat het register nu gepubliceerd kan worden.
Het register is te vinden op de website van UWV.
Het is belangrijk om te benadrukken dat het verschil tussen voorschot en definitieve tegemoetkoming in het register niets te maken heeft met misbruik. Het voorschot is gebaseerd op een schatting van het omzetverlies. De kans dat het omzetverlies uiteindelijk exact hetzelfde is, is klein. In de praktijk blijkt dat werkgevers het omzetverlies vaak te hoog hebben ingeschat, mogelijk omdat in deze periode, juni tot en met september 2020, veel coronamaatregelen versoepeld werden en bedrijven weer meer omzet konden maken. Ook kan er sprake zijn van een gedaalde loonsom. Een lager omzetverlies of een gedaalde loonsom kan leiden tot een terugvordering. Werkgevers bij wie het daadwerkelijke omzetverlies min of meer gelijk was aan de schatting en ook de loonsom gelijk is gebleven, zullen juist een nabetaling ontvangen, omdat het voorschot 80 procent van de berekende tegemoetkoming was. Dat een deel van de werkgevers een terugvordering krijgt en een ander (kleiner) deel een nabetaling is dus inherent aan hoe de NOW-regeling in elkaar zit.
In de tweede periode NOW werd aan ruim 63.500 werkgevers een voorschot toegekend, in totaal zo’n 4,3 miljard euro. Een klein deel van de werkgevers heeft de aanvraag weer ingetrokken en het voorschot terugbetaald vóór de vaststellingsperiode. Zij staan niet (meer) in het register. Van de overige 63.000 werkgevers is van ruim 87 procent (55.000 werkgevers) nu ook de definitieve tegemoetkoming voor de tweede periode NOW bekend en gepubliceerd. Voor zo’n 8.000 werkgevers (13 procent) werkgevers geldt dat nog niet en ontbreekt dit bedrag dus nog in het register. Dit kan bijvoorbeeld zijn, omdat de aanvraag nog in behandeling is of er bijzondere omstandigheden voor uitstel waren.
Van alle vaststellingen die nu in het register staan, leidt zo’n 29 procent tot een nabetaling door UWV. Deze bijna 16.000 werkgevers ontvangen in totaal nog een bedrag van 302 miljoen euro. Bij zo’n 39.000 werkgevers (71 procent) is sprake van een terugvordering, in totaal gaat dit om ruim 1,4 miljard euro. Werkgevers die (een deel van) het voorschot moeten terugbetalen kunnen een ruime betalingsregeling treffen. Betalingsuitstel tot maximaal een jaar maakt ook onderdeel uit van de ruime terugbetalingsmogelijkheden.
Voor 42 procent van de werkgevers komt de definitieve tegemoetkoming voor de tweede periode NOW uit op nul euro. Deze ruim 23.000 werkgevers dienen dus het volledige voorschot terug te betalen. Dat kan verschillende oorzaken hebben. In de meeste gevallen gaat het om werkgevers die uiteindelijk minder dan 20 procent omzetverlies hebben gemaakt, de ondergrens om in aanmerking te komen voor NOW. Dat moeten ze nu dus terugbetalen.
Er zijn ook werkgevers die wel recht hadden op NOW in deze periode, maar daar toch van afzien, om uiteenlopende redenen. Ook bij hen is het subsidiebedrag, op eigen verzoek dus, vastgesteld op nul euro.
Een relatief kleine groep heeft, ondanks herhaalde herinneringen door UWV, geen vaststelling aangevraagd en dus geen daadwerkelijk omzetverlies doorgegeven. UWV kan dan geen definitieve tegemoetkoming vaststellen. Ook dat leidt tot een zogenoemde nihilstelling waardoor ook deze werkgevers het volledige voorschot moeten terugbetalen.
Eerder publiceerde UWV al de definitieve tegemoetkomingen voor de eerste periode NOW. Ook voor de andere NOW-periodes worden later de definitieve tegemoetkomingen toegevoegd aan de registers. UWV is nog geruime tijd bezig met de vaststellingen. UWV geeft verder geen nadere informatie over individuele werkgevers.