Om loonkostenvoordeel aan te kunnen vragen, heeft de werkgever van de werknemer een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel nodig. De werkgever doet de aangifte loonheffingen uiterlijk op 31 januari bij de Belastingdienst. De Belastingdienst deelt de aangifte met ons.

Met de aangifte loonheffingen beoordelen wij of de werkgever recht heeft op het LKV voor de werknemer. Is dat zo? Dan ontvangt de werkgever uiterlijk 15 maart van ons een voorlopige berekening. In een overzicht ziet de werkgever voor welke werknemer(s) deze LKV kan krijgen en welk bedrag daarbij hoort.

Voorlopige berekening controleren

De werkgever moet deze berekening goed controleren. Of laten controleren door een intermediair. Als de aangifte niet klopt, dan ontvangt de werkgever de tegemoetkoming misschien gedeeltelijk of helemaal niet.

Als de berekening niet klopt

Is de aangifte loonheffingen niet juist en klopt daardoor de voorlopige berekening niet? Dan geeft de werkgever wijzigingen in de aangifte voor 1 mei door aan de Belastingdienst.

Is de aangifte wel juist, maar klopt de berekening niet? Of heeft u als werkgever op 15 maart nog geen voorlopige berekening van ons ontvangen? Neem dan contact met ons op.

De Belastingdienst stuurt de werkgever uiterlijk 31 juli de definitieve berekening van het LKV. En betaalt de werkgever de tegemoetkoming binnen 6 weken na de datum van de definitieve berekening. Heeft u vragen over de definitieve berekening of wilt u bezwaar maken? Neem dan contact op met de Belastingdienst.

Ook recht op LIV

Soms heeft de werkgever voor een werknemer recht op het loonkostenvoordeel (LKV) en het lage-inkomensvoordeel (LIV). De werkgever krijgt dan de hoogste tegemoetkoming. Als het LIV en het LKV even hoog zijn, dan krijgt hij alleen het LKV.

Uitleg over de berekening

Meer uitleg over hoe wij het LKV berekenen, vindt u in de toelichting 'Rekenregels Wtl'.