Myrthe van Vilsteren en Djoeke Petter hebben hun onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de arbeidsongeschiktheidsstelsels in verschillende landen. Het afgelopen jaar voerden ze daarvoor gesprekken met professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van het arbeidsongeschiktheidsstelsel in Denemarken, Estland, Finland, Ierland, IJsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Nederland. De aanleiding voor dit onderzoek was dat de uitvoering van het arbeidsongeschiktheidsstelsel in Nederland onder grote druk staat. UWV heeft al langere tijd te weinig capaciteit om het grote aantal sociaal-medische beoordelingen op tijd te kunnen uitvoeren. Dat heeft forse achterstanden veroorzaakt, waardoor mensen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvragen lang in onzekerheid verkeren. Uit het onderzoek blijkt dat ook in sommige andere landen de uitvoering onder druk staat. Onder andere door de vergrijzing is ook daar de vraag naar sociaal-medische beoordelingen erg groot. Petter: ‘Het is interessant om te zien hoe zij daarmee omgaan en wat zij hebben doorgevoerd om de uitvoerbaarheid te verhogen. Het is gewoon een stevige uitdaging om sociaal-medische beoordelingen goed te organiseren.’
Op basis van de onderzoeksresultaten zien we dat het Nederlandse stelsel op een aantal punten afwijkt van dat in andere landen. Van Vilsteren en Petter bekeken onder andere welke criteria voor arbeidsongeschiktheid in de verschillende landen worden gehanteerd en op welke momenten er beoordelingen plaatsvinden. ‘Nederland blijkt het enige land binnen dit onderzoek te zijn dat de arbeidsongeschiktheid beoordeelt op basis van het verlies aan verdiencapaciteit – het percentage van je oude loon dat je theoretisch nog zou kunnen verdienen. In de andere landen wordt vooral gekeken naar verlies van arbeidsvermogen’, vertelt Petter. ‘Verder geldt in een aantal landen als voorwaarde dat álle mogelijkheden qua revalidatie en re-integratie geprobeerd moeten zijn voordat er een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. De periode die daarvoor wordt uitgetrokken varieert daarbij, afhankelijk van de situatie en mogelijkheden van de cliënt. Als er daarna een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend, dan vinden er geen herbeoordelingen meer plaats. In Nederland gaat dat anders; hier vindt de beoordeling op een vast tijdstip plaats. Mensen bij wie vastgesteld wordt dat ze volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, krijgen wél een volledige uitkering (IVA) en worden niet meer herbeoordeeld. Maar in Nederland kunnen we ook een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (WGA) toekennen als de cliënt in de toekomst mogelijk toch weer arbeidsmogelijkheden heeft. Dat betekent dan wel dat er daarna op gezette momenten herbeoordelingen plaatsvinden.’ Er was nog een detail dat de onderzoekers opviel. Van Vilsteren: ‘In andere landen hebben ze het niet over een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering maar over een rehabilitatie-uitkering. Dat is eigenlijk wel een mooie, accurate term: het geeft aan dat je een uitkering krijgt om te revalideren en te reintegreren. Pas als duidelijk is dat dat écht niet gaat lukken, dan krijg je een arbeidsongeschiktheidsuitkering.’
Een ander groot verschil met andere landen is dat in Nederland de cliënt voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling verwacht wordt op het spreekuur van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Dit is een belangrijk moment waarop de cliënt zijn eigen verhaal kan doen. Van Vilsteren: ‘In sommige landen is er in principe geen face-to-facecontact met de cliënt tijdens de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. De beoordeling wordt uitgevoerd met een deskassessment op basis van de beschikbare gegevens, zoals medische informatie van de behandeld arts uit de curatieve sector. De cliënt kan dan via een zelfrapportagevragenlijst zijn kijk op zijn gezondheidssituatie geven.’ Als de verzekeringsarts aanvullende medische informatie wil opvragen bij een behandelend arts maar de cliënt daar geen toestemming voor geeft, dan is UWV toch verplicht om een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling te doen. Die vlieger gaat in de andere landen niet op. ‘Uit ons onderzoek blijkt dat in de onderzochte landen altijd toestemming van de cliënt nodig is om gegevens bij de curatieve sector op te mogen vragen. Een beoordeling zonder voldoende medische informatie is in tegenstelling tot in Nederland dan vaak niet mogelijk of toekenning van de uitkering zonder deze informatie is zelfs verboden’, verduidelijkt Van Vilsteren.
Petter en Van Vilsteren onderzochten ook welke professionals er betrokken zijn bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling en in de ziekteperiode daaraan voorafgaand, en wat hun rol daarbij is. ‘Wat ons opviel is dat de rol van de behandelend arts in sommige landen aanzienlijk groter is dan in Nederland. Bovendien hebben wij de rollen van de beoordelaar en de arts best ver uit elkaar getrokken, terwijl in andere landen die rollen dichter bij elkaar liggen’, aldus Petter. ‘Maar de arts heeft lang niet altijd de leiding’, benadrukt Van Vilsteren. ‘In Denemarken wordt het spreekuur gehouden door een interdisciplinair rehabilitatieteam en in meerdere landen voert een niet-medisch professional de beoordeling uit. Een ander opvallend verschil met Nederland is de rol en positie van de arts sociale geneeskunde of de verzekeringsarts. Petter: ‘In vrijwel alle landen die we onderzochten is dit een medisch specialist die zijn eigen vak blijft uitoefenen en dan vaak een aanvullende training van drie tot zes maanden heeft gevolgd om arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen te mogen doen. Dat is dus een groot verschil met Nederland, waar artsen een volwaardige specialisatie verzekeringsgeneeskunde van vier jaar moeten volgen.’
Welk stelsel beter is? Dat is niet aan de onderzoekers, zeggen ze zelf. Zij zien het rapport niet alleen als inspiratiebron, maar het biedt ook veel aanknopingspunten voor mogelijke hervormingen in het Nederlandse stelsel. De bevindingen uit het rapport zijn al gedeeld met de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS), die van de inmiddels demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de opdracht heeft gekregen om oplossingsrichtingen te formuleren voor de belangrijkste knelpunten in het huidige stelsel. ‘Eind november bespreken vertegenwoordigers van betrokken Nederlandse partijen aan de hand van ons onderzoek welke mogelijkheden en oplossingen we met z’n allen zien voor het stelsel in Nederland. Het zou mooi zijn als we dan tot concrete, breed gedragen oplossingsrichtingen zouden kunnen komen. Ter inspiratie voor de OCTAS en voor degenen die uiteindelijk een beslissing moeten nemen over de hervorming van het stelsel’, besluit Van Vilsteren.