Sinds 2017 biedt UWV alle mensen met een WIA/WGA-uitkering activerende dienstverlening. Om erachter te komen of deze dienstverlening toereikend is om deze groep optimaal te ondersteunen bij het vinden en behouden van werk, is in oktober 2019 een effectevaluatie gestart. Voor de effectevaluatie wordt een experiment uitgevoerd met drie groepen: 1) een experimentgroep met extra ruimte voor dienstverlening, 2) een reguliere groep met basale dienstverlening en 3) een controlegroep die geen dienstverlening ontvangt, tenzij de deelnemers daar om verzoeken. De drie groepen bestaan elk uit ruim 6.000 cliënten. Omdat de doelgroep gemiddeld genomen een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft, worden cliënten gedurende drie jaar gevolgd. Dat betekent dat het experiment in het voorjaar van 2024 wordt afgerond.
Onderzoeksbureaus SEOR en Verwey-Jonker komen tot de conclusie dat het experiment tot dusver goed is uitgevoerd en dat er voldoende basis is om hiermee de effecten van dienstverlening te bepalen. Deze conclusie is gebaseerd op de vergelijkbaarheid van de experiment- en controlegroep, het relatief beperkte aantal zelfmelders en voldoende contrast in de inzet van dienstverlening tussen de experiment- en controlegroep.
Na ongeveer een half jaar blijkt een verschil te ontstaan tussen de experimentgroep en de controlegroep wat betreft het aandeel personen dat een grotere baan (12 uur per week of meer) vindt en dit verschil breidt zich langzaam uit. Het aandeel personen dat binnen twee jaar aan het werk gaat in een grotere baan is – rekening houdend met zelfmelders – in de experimentgroep 3,4 procentpunten groter dan in de controlegroep. Dit effect is statistisch significant. Voor de groep WGA-uitkeringsgerechtigden die 35‑80% arbeidsongeschikt is bevonden is het effect 5,1 procentpunten en voor de groep uitkeringsgerechtigden die 80‑100% arbeidsongeschikt is bevonden is het effect 2,6 procentpunten. Ook de mensen in de groep met basale dienstverlening vinden vaker een grotere baan dan mensen in de controlegroep. Het verschil bedraagt 2,6 procentpunten.
Mensen kunnen ook aan het werk gaan als zelfstandige. Het aandeel personen dat aan het werk gaat als zelfstandige is in de experimentgroep 1,3 procentpunten groter dan in de controlegroep.