De IOW is een uitkering op sociaal minimumniveau voor oudere werklozen na afloop van het recht op werkloosheidsuitkering (WW). De IOW is in 2009 ingesteld als tijdelijke regeling vanwege de slechtere arbeidsmarktpositie van oudere werklozen. Dit artikel besteedt aandacht aan deze wet en aan de ontwikkelingen die deze regeling beïnvloeden.
Dit zijn de belangrijkste bevindingen:
- Ongeveer 2 à 3% van alle WW-uitkeringsgerechtigden van wie de uitkering beëindigd wordt, behoort tot de doelgroep van de IOW. In 2020 kreeg 60% van de WW’ers uit die doelgroep een IOW-uitkering. Dit percentage is de laatste jaren redelijk stabiel.
- Het aantal IOW-uitkeringen wordt vooral beïnvloed door het aantal mensen dat langer doorwerkt (door de verhoging van de pensioenleeftijd) en door de economische conjunctuur. Tussen 2019 en 2021 ondervindt de IOW ook de gevolgen van de verkorting van de maximale WW-duur als onderdeel van de Wet werk en zekerheid (Wwz).
- Effecten van de coronacrisis worden pas echt zichtbaar in 2022.
- Tussen 2014 en 2019 is het aantal nieuw toegekende IOW-uitkeringen per jaar bijna verdrievoudigd tot 7.224. In 2020 is het aantal toekenningen voor het eerst gedaald.
- Mensen die een IOW-uitkering ontvangen blijven voor het overgrote deel tot hun pensioenleeftijd in de IOW zitten. Slechts weinig mensen stromen uit doordat zij een baan vinden.
- Door de verhoging van de pensioenleeftijd en de duurverkorting bij de WW stijgt de gemiddelde IOW-uitkeringsduur. Gemiddeld zaten mensen in 2020 bij uitstroom uit de IOW 70 weken, ofwel 1 jaar en 4 maanden, in de IOW.
- Door de gestegen instroom en de toegenomen uitkeringsduur is het aantal lopende IOW-uitkeringen tussen 2014 en 2020 bijna verviervoudigd: van 2.772 naar 9.795.