UWV-kennisadviseur Anita Strockmeijer deed promotieonderzoek naar werk en uitkeringsgebruik van Oost-Europese arbeidsmigranten in Nederland. Uit haar proefschrift blijkt dat Oost-Europese arbeidsmigranten een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben die hun beroep op de WW grotendeels verklaart.
Strockmeijer onderzocht of de positie van arbeidsmigranten op de arbeidsmarkt verbetert bij een langer werkverleden en bij ervaren krapte en bekeek hun werkpatronen. Door hun sociaaleconomische positie vervolgens mee te nemen in het beroep op de Nederlandse werkloosheidsuitkering – waarbij het totale beroep wordt bepaald door instroom in en duur van het verblijf – plaatst ze het uitkeringsgebruik in een breder perspectief.
Het onderzoek wijst uit dat Oost-Europese arbeidsmigranten in Nederland vaak met tijdelijke contracten werken in sectoren met een grote kans op werkloosheid. Daardoor hebben ze een vier keer zo grote kans om hun baan te verliezen als Nederlandse werknemers, en doen ze ook vaker een beroep op de WW. Maar hun instroom in de WW is lager dan je op basis van dat baanverlies zou verwachten. Het verschil in WW-instroom kan voor bijna 90% worden toegeschreven aan baankenmerken. Dit betekent dat de rol van strategisch gedrag om gebruik te maken van de sociale zekerheid niet kan worden uitgesloten, maar dat andere factoren een veel groter gewicht in de schaal leggen. De combinatie van hun hogere instroom, kortere verblijfsduur en lagere uitkering leidt tot de conclusie dat het totale uitkeringsbeslag op de WW door Oost-Europese arbeidsmigranten niet sterk afwijkt van dat van Nederlandse werknemers.
De essentie van dit proefschrift is op heldere wijze gevisualiseerd in een infographic.