De EU heeft op 4 maart de Richtlijn Tijdelijke Bescherming geactiveerd. Deze houdt in dat mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten, bescherming krijgen in de lidstaten van de Europese Unie. Ook krijgen ze daarmee toegang tot medische zorg, onderwijs en de arbeidsmarkt. Wel gelden onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming de regels van de Wet arbeid vreemdelingen. Daarom moesten werkgevers een TWV aanvragen voor vluchtelingen uit Oekraïne.
Vanaf 1 april geldt een vrijstelling voor het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning voor een vluchteling uit Oekraïne. Wel moet de werkgever melding doen bij UWV van het in dienst nemen van een vluchteling uit Oekraïne op grond van de vrijstelling, om het risico op misstanden te signaleren en te verkleinen. De werkgever moet minimaal twee werkdagen voor het ingaan van de werkzaamheden melding gedaan hebben bij UWV van het in dienst nemen van een vluchteling uit Oekraïne. Het niet naleven van de meldplicht is beboetbaar op grond van de Wet arbeid vreemdelingen. De Arbeidsinspectie is belast met de handhaving hiervan.
Vanaf 1 april 2022 moet elke werkgever een melding doen bij UWV indien er een vluchteling op grond van de vrijstelling TWV werkzaam is. Een aanvraag voor een TWV die is ingediend tussen 4 maart en 1 april wordt door UWV automatisch omgezet in een melding. Aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen die gedaan zijn voor 4 maart worden niet omgezet in een melding en zullen behandeld worden als een aanvraag voor een TWV.
Tot en met 15 april geldt er een overgangsperiode waarin werkgevers de mogelijkheid hebben om een melding te doen, ook als de werkzaamheden al gestart zijn.
De vrijstelling voor de TWV geldt voor personen met de Oekraïense nationaliteit die op 23 februari 2022 in Oekraïne verbleven, op of na 27 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of wanneer zij kunnen aantonen voor 27 november 2021 al in Nederland verbleven. De vrijstelling geldt ook voor staatlozen of derdelanders die op 23 februari 2022 in Oekraïne een geldige verblijfsvergunning hadden of bescherming genoten. Ook komen gezinsleden (huwelijkspartners, minderjarige ongehuwde kinderen en andere naasten familieleden) van de hierboven genoemde personen in aanmerking voor de vrijstelling.