Het monitoren van de volumeontwikkelingen van de uitkeringen en op basis daarvan ramingen voor de toekomst maken, is een belangrijke taak van UWV Kenniscentrum. De volumes zijn van invloed op de kosten: hoe meer uitkeringen, hoe hoger de kosten, legt Menno de Vries uit. Dat vertaalt zich enerzijds in de hoogte van de premies die werkgevers voor de werknemersverzekeringen moeten bijdragen. In januari en juli stelt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) die premies vast. Anderzijds zeggen de ramingen iets over de capaciteit die UWV nodig zal hebben om bijvoorbeeld de claimbeoordelingen te verrichten, alle uitkeringen op tijd te betalen en andere dienstverlening aan te bieden. Het monitoren van de volumes biedt werkgevers, beleidsmakers en andere betrokkenen bovendien de mogelijkheid om bijtijds bij te sturen, aldus De Vries. ‘Hoe eerder je opmerkt dat in bepaalde sectoren of groepen mensen (het risico op) arbeidsongeschiktheid groter dan gebruikelijk is, hoe sneller je de oorzaken kunt achterhalen en maatregelen kunt nemen.’

Waar de plotselinge groei van de WIA‑aanvragen in 2023 vandaan komt, is dus een urgente vraag. De Vries begint met de nuancering dat de groei van 15% wel ‘iets vertekend’ is, omdat het aantal aanvragen in 2022 juist lager dan gebruikelijk was. ‘Een WIA‑uitkering kan na twee jaar ziekte worden aangevraagd, dus de aanvragen uit 2022 waren afkomstig van mensen die in 2020 ziek zijn geworden. De coronasituatie heeft bij zieke werknemers preventief gewerkt, omdat zij rustiger konden herstellen en re‑integreren. Zieke flexwerkers hadden in die tijd juist weinig re‑integratiemogelijkheden omdat Nederland in lockdown was. In de loop van 2022 vielen de beperkingen op de arbeidsmarkt weg en waren er ook voor zieke flexwerkers meer kansen om te re‑integreren. Daarom waren er dat jaar relatief weinig WIA‑aanvragen.’

Ondanks zijn kanttekening is er bij de WIA in 2023 wel degelijk sprake van een bijzondere situatie, vindt De Vries. Hij noemt een aantal factoren die op de groei van invloed zijn. Zo is deze deels te danken aan het simpele feit dat er steeds meer mensen aan het werk zijn. Dankzij de krapte op de arbeidsmarkt is er immers veel werk voorradig. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd zorgt eveneens voor een stijging van het aantal werkenden. Hoe meer mensen (in loondienst) werken, hoe meer mensen in potentie een arbeidsongeschiktheidsuitkering kunnen aanvragen. Dat mensen later met pensioen gaan, de vergrijzing op zichzelf, is eveneens een factor die invloed heeft. ‘Het risico dat een 60‑plusser in de WIA komt, is groter dan van een jonger iemand. Mensen krijgen nu eenmaal meer gebreken naarmate ze ouder worden.’

Voor de groep 60‑plussers is sinds oktober 2022 bovendien een uitzonderingsmaatregel in de WIA‑claimbeoordeling van toepassing. Normaliter bestaat de procedure uit een beoordeling door een verzekeringsarts. Ziet de verzekeringsarts mogelijkheden om te werken, dan volgt een gesprek met een arbeidsdeskundige. Omdat UWV al jaren kampt met te weinig verzekeringsartsen, zijn er grote achterstanden ontstaan bij de afhandeling van WIA‑aanvragen. Hierdoor verkeren veel mensen lange tijd in onzekerheid. Om deze situatie iets te verlichten heeft het ministerie van SZW er tijdelijk toestemming voor gegeven dat UWV bij 60‑plussers een vereenvoudigde en versnelde claimbeoordeling doet. De voorwaarde is wel dat de 60‑plusser en zijn werkgever daarmee akkoord gaan. Bij de vereenvoudigde beoordeling behandelt in principe de arbeidsdeskundige de aanvraag. De verzekeringsarts wordt alleen ingeschakeld als de WIA‑aanvrager duurzaam geen arbeidsmogelijkheden blijkt te hebben. De arbeidsdeskundige doet de beoordeling zoveel mogelijk op basis van de al beschikbare informatie. ‘Dat heeft geleid tot meer WIA‑toekenningen voor deze groep: 90 in plaats van 80% van de aanvragen leidt tot een toekenning’, stelt De Vries vast. De 60‑plusmaatregel is in principe tot het einde van dit jaar geldig.

Gevraagd naar de oorzaak voor de opmerkelijke stijging in het vierde kwartaal van 2023 wijst De Vries op enkele ontwikkelingen, die – zo benadrukt hij – wel met onzekerheid zijn omgeven. ‘De eerste heeft te maken met langdurige covid. Een toenemend aantal mensen kampt daarmee. Dat aantal zal in de toekomst afvlakken, maar we weten niet precies hoe zich dat zal ontwikkelen omdat er nog niet voldoende bekend is over deze ziekte.’

Over de reden dat de grootste groei in dat laatste kwartaal bij relatief jonge vrouwen zit, heeft De Vries alleen een ‘sterk vermoeden’. ‘Het is nog te vroeg om vast te stellen met welke diagnose zij hun WIA‑aanvraag doen. Dat zal pas bekend zijn als de claimbeoordelingen uit dat kwartaal zijn afgerond. Maar in ieder geval zien we dat deze vrouwen vaak werken in de sectoren onderwijs, zorg en welzijn en het openbaar bestuur.’ Gemiddeld 60% van zowel de mannen als de vrouwen die in de eerste drie kwartalen van 2023 een WIA‑uitkering kregen, had een psychische aandoening. TNO en RIVM hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen werkstress en maatschappelijke ontwikkelingen. Zij constateren dat het aantal mensen met stressklachten toeneemt. In het onderzoeksrapport dat dit voorjaar verscheen, wijzen ze onder meer de krapte op de arbeidsmarkt aan als stressverhogende factor. De Vries: ‘Juist in de sectoren waar we die opmerkelijke stijging zien, werken veel vrouwen en kampt men al langer met personeelstekorten. Daar was daarnaast altijd al sprake van een hoge werkdruk. Door de tekorten wordt die alleen maar groter, waardoor mensen mogelijk vaker uitvallen.’

Voor de WIA‑instroom verwacht UWV in 2024 een kleinere groei dan in 2023. De melding die werkgevers bij UWV moeten doen als hun werknemer 42 weken ziek is, heeft een voorspellende waarde voor de ontwikkeling van WIA‑aanvragen en ‑instroom, vertelt De Vries. ‘We zien de aantallen van die meldingen nog wel groeien, maar veel minder hard dan een jaar eerder. De 60‑plusmaatregel zorgde in 2023 voor meer toekenningen en dus een extra stijging van de instroom in de WIA. We verwachten dat het effect van die maatregel in 2024 even groot zal zijn en dus niet tot nog meer extra instroom zal leiden.’ Toekomstramingen maken voor de WIA blijft een lastige zaak, benadrukt De Vries. ‘Bij de WW is het relatief simpel. De ontwikkeling daarvan wordt vooral beïnvloed door de ontwikkeling op de arbeidsmarkt: meer werkgelegenheid betekent minder WW‑uitkeringen en andersom. Voor de raming van de arbeidsongeschiktheidsvolumes heb je rekening te houden met zowel externe als interne factoren. We weten dus niet hoe corona zich als oorzaak van langdurige ziekte gaat ontwikkelen. Of hoe langdurige uitval als gevolg van werkstressgerelateerde klachten zich verder zal ontwikkelen. Ook interne factoren bij UWV zoals de beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen spelen een rol. Tijdelijke maatregelen die in verband daarmee worden genomen, zoals de vereenvoudigde beoordeling voor 60‑plussers, kunnen invloed hebben op de instroom. De verwachte effecten van zulke maatregelen moeten we zo goed mogelijk verwerken in de raming. Juist vanwege die combinatie van externe en interne factoren is het maken van goeie voorspellingen voor de WIA echt een hersenkraker.’