De pilot vindt plaats tegen de achtergrond van de nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur die in 2026 moet ingaan. De noodzaak daarvoor, brengt Sander in herinnering, is meerledig. ‘Ten eerste hebben we weliswaar veel dienstverlening en loketten georganiseerd voor groepen mensen en voor werkgevers, maar die zijn lastig te vinden. Ten tweede loopt een aantal afspraken tussen het Rijk en decentrale overheden over bepaalde typen dienstverlening begin volgend jaar af. Tegelijkertijd is de krapte op de arbeidsmarkt zo groot, dat we het ons niet kunnen permitteren dat mensen de weg naar werk niet kunnen vinden. We willen de arbeidsmarktinfrastructuur zo organiseren dat niemand meer verdwaalt.’

Er wordt een wetswijziging voorbereid, die op 1 juli 2026 zou moeten ingaan. In de aanloop daarnaartoe vormt 2025 een transitiejaar, waarin de betrokken partijen al zo veel mogelijk volgens de uitgangspunten van de nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur gaan werken. 1 daarvan is dat in elk van de 35 arbeidsmarktregio’s 1 regionaal loket zal worden gevormd waar werkzoekenden met of zonder uitkering, mensen die van baan willen veranderen en werkgevers die duurzaam inzetbaar personeel zoeken, terechtkunnen. Dit loket gaat Werkcentrum heten en het is een doorontwikkeling van de regionale mobiliteitsteams die in coronatijd zijn ontstaan. Die houden eind dit jaar op te bestaan. De Leerwerkloketten en de Werkgeversservicepunten zullen in het Werkcentrum opgaan.

In het transitiejaar wil het ministerie van SZW onderzoeken wat nodig is om op de toekomstige opgaven voor te sorteren. Een van die benodigdheden is de meerjarenagenda. Sander: ‘We vragen partijen in de arbeidsmarktregio’s om – naast het Landelijk Beraad dat er zal komen – een gezamenlijk overleg, een Regionaal Beraad, in te richten. Daarin zitten gemeenten, UWV, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), sociale partners en onderwijspartijen. De bedoeling is dat ze in dat beraad een onderbouwde, liefst kennisgedreven meerjarenagenda overeenkomen. Daarin kunnen zij onder meer bepalen welke dienstverlening via het Werkcentrum zal worden aangeboden en nadenken over de ontwikkelingen die op ze afkomen en hoe ze daarop kunnen inspelen.’ Dat is belangrijk, benadrukt hij, want er komen eigenlijk 3 grote opgaven bij elkaar. ‘De sociale, van oudsher de hoofdmoot: mensen ondersteunen die het in de zoektocht naar (ander) werk niet alleen redden. De economische: als je dat toch doet, hoe kun je hen dan naar werk of sectoren met de grootste krapte begeleiden? En de derde: als er een mismatch is, hoe verbeter je de kansen op een match met behulp van onderwijs en opleiding?’ Een meerjarenagenda heeft ook meerwaarde omdat de regionale arbeidsmarktinfrastructuur veel spelers kent, vult Rosan aan. ‘Met zo veel partijen is het best moeilijk om een goede samenwerking te organiseren. Dan helpt het om gedeelde basiskennis van de regio te hebben en is het handig als je je ervan bewust bent wat je als je kerntaak ziet en wie welke verantwoordelijkheden heeft. Zodat je kunt zeggen: dit is onze gezamenlijke richting.’

In aanloop naar de nieuwe infrastructuur inventariseerde SZW waar de arbeidsmarktregio’s nu staan, vertelt Sander. ‘Dat blijkt zeer verschillend te zijn. Voor de ene regio zal de transitie dan ook veel meer impact hebben dan voor de andere. Sommige regio’s hebben al een gezamenlijk overleg en toekomstplannen, andere nog helemaal niet. Er zijn in ieder geval weinig regio’s die hier al systematisch en kennisgedreven vorm aan geven.’ De regio’s vinden het lastig om gebruik te maken van de vele arbeidsmarktinformatie die er is. Sander: ‘Hoe breed of smal interpreteer je het begrip arbeidsmarkt en als je daar dan de goede informatie bij hebt gevonden, hoe onderscheid je hoofd- en bijzaken? Hoe analyseer je de data? We willen ook graag weten in hoeverre arbeidsmarktinformatie, zoals Regio in Beeld van UWV, de beleidstafels bereikt. Dat blijkt echt wel een stuk beter te kunnen. Van de programmamanagers, de beleidsmatige trekkers van de arbeidsmarktregio’s, kregen we terug: er is heel veel informatie, maar hoe maken we er chocola van?’

Dat was voor SZW aanleiding om een coördinerende rol op zich te nemen. Op de vraag hoe het ministerie kon helpen, luidde een van de antwoorden: maak een raamwerk dat ons ondersteunt bij het opstellen van een meerjarenagenda. Dat deden Sander en Rosan. ‘We hebben geïnventariseerd wat de goede analytische vragen zijn’, vertelt Rosan. ‘Welke informatie is er en bij welke databronnen? Het raamwerk moet gaan dienen als een hulpmiddel om je gedachten over je eigen arbeidsmarktregio te vormen.’ Het raamwerk wordt nu getest: is het handzaam, werkbaar en hanteerbaar? De pilot vindt plaats in 4 regio’s: Friesland, Rijnmond, Midden-Limburg en Achterhoek. Half september was er een gezamenlijke aftrap en half november is de afronding. UWV, SBB en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) doen ook mee. De eerste 2 omdat ze de publieke taak hebben om arbeidsmarktinformatie breed beschikbaar te stellen en VNG kijkt als vertegenwoordiger van de gemeenten mee welke inzichten de pilot oplevert. De uitkomsten worden verwerkt in een handreiking die het komende jaar aan alle arbeidsmarktregio’s ter beschikking zal worden gesteld. Daarin lezen de regio’s terug wat ze in ieder geval moeten weten over de meerjarenagenda, wat kennisgedreven werken kan opleveren en welke ondersteuning UWV, SBB en VNG kunnen geven.

Gevraagd naar opvallende eerste bevindingen in de pilotregio’s noemt Rosan het enthousiasme. ‘Iedereen voelt het nut van het gebruik van feitelijke informatie, juist als je met al die partijen – met ieder zijn eigen belangen en historie – aan tafel zit. De knelpunten die naar voren kwamen, waren niet alleen de grote hoeveelheid informatie, maar ook hoe je die in de beleidsdiscussie integreert. Je moet eigenlijk iemand hebben met veel kennis van de data die de discussie scherp kan houden en bijvoorbeeld kan zeggen: dit probleem heeft een beperkte schaalgrootte, misschien kunnen we ons beter op een groter onderwerp focussen.’ Sander merkt op dat Friesland de gelegenheid te baat nam om ook met private partijen en sectorvertegenwoordigers om tafel te gaan. ‘Voorheen vond dat gesprek ook al plaats en dat krijgt nu een extra impuls. Op basis van data wordt bijvoorbeeld bekeken welke sectoren de beste kansen bieden en welke mensen hiervoor, al dan niet via een opleidingstraject, zijn te interesseren. In Midden-Limburg hebben ze het raamwerk aangegrepen om een analyse te maken van de informatieversnippering en gekeken welke onderwerpen van andere overlegtafels ze bij elkaar kunnen brengen binnen het Regionaal Beraad.’

Rijnmond uitte de wens om over meer prognoses te beschikken, vertelt Rosan. ‘Dat is een terechte vraag, want we willen tenslotte naar een beleidsagenda voor 5 jaar toe. Ook is er discussie of er een landelijke basisset aan gegevens voor de arbeidsmarktregio’s zou moeten komen, bijvoorbeeld met indicatoren rond 6 of 7 thema’s. En moeten dat de thema’s zijn die in Regio in Beeld van UWV al worden geïnventariseerd of andere?’ Regio in Beeld, zo hebben Rosan en Sander gemerkt, wordt als een waardevol hulpmiddel beschouwd. Rosan: ‘Regio’s missen wel onderwerpen. Ze hebben ook andere data nodig om een meerjarenagenda te kunnen maken, zoals informatie van SBB of sectorgegevens.’ Sander: ‘Maar Regio in Beeld wordt wel gezien als de pijler waarop het maken van een meerjarenagenda rust. Ons doel is om de arbeidsmarktregio’s te helpen om een diepere analyse te kunnen maken van hun arbeidsmarkt. Het raamwerk is daarbij zoals gezegd een hulpmiddel. Of er ook een set met basisgegevens moet komen, weten we nog niet. Daar zullen we het verder over hebben met onze landelijke partners en partijen in de regio’s. Tijdens de praktijkdag van de Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt op 14 november zullen we samen met de pilotregio’s onze bevindingen presenteren aan de programmamanagers van de 35 arbeidsmarktregio’s. Kort daarna verwerken we die in de handreiking, waarbij de Programmaraad ons ondersteunt. In 2025 blijven we met elkaar in gesprek op weg naar 1 januari 2026, het moment waarvan we verwachten dat alle arbeidsmarktregio’s hun eerste meerjarenagenda hebben vastgesteld.’